Geen verpakking of folder van een vloerbedekking of er staan verschillende labels met nummers op. Voor de consument al niet te bevatten, maar ook voor verkopers en leggers is de grote hoeveelheid labels niet altijd duidelijk en helder aan consumenten uit te leggen. Hieronder een uitleg van de soorten labels en de waarde die zij vertegenwoordigen.

Er zijn kwaliteitslabels voor vloeren op natuurlijke basis (hout, natuursteen, kurk, wol, bamboe en dergelijke) en voor kunststof vloeren (van polyamide tapijt tot PVC/LVT vloeren). Voor deze laatste categorie ligt de nadruk op de eventuele risico’s voor de gezondheid en/of het milieu bij de productie, het leggen of het gebruik van deze vloeren. Denk aan VOC, weekmakers of mogelijk schadelijke stoffen die brandwerend werken. Soms wordt een label na een keer testen al toegekend, soms pas na langere tijd. En wie deelt de labels uit? Is dat een overheidsinstelling, een onafhankelijk testlaboratorium of is het de fabrikant zelf? Vrij onduidelijk. Daarom moet er een onderverdeling worden gemaakt tussen labels die (inter)nationaal door een overheid bouwtechnisch zijn toegekend, labels die door fabrikanten zelf zijn toegekend en die een bepaalde minimum of maximum waarde vertegenwoordigen die voldoen aan de door de (inter)nationale overheid gestelde regels en labels die door onafhankelijke organisaties zijn opgesteld en worden gecertificeerd.

Bij de eerste categorie, bouwtechnische labels gesteld door een (overkoepelende) overheid moet je denken aan bijvoorbeeld het in Europa gevoerde CE label dat correspondeert met een EN (Europese Norm). Elastische en textiele vloerbedekking maar ook laminaat vallen onder de EN 14041 norm, parket onder EN 14342 en sportvloeren onder EN 14904. Een CE label zei echter niets over de uitstoot tijdens de productie maar ging meer over de kwaliteit en veiligheid in het gebruik van een product. Hiervoor is in Duitsland vanaf 2016 het Ü-symbool in werking getreden. Dit gaf de mate van uitstoot aan, maar omdat dit door andere landen terecht als een handelsbeperking voor de Duitse markt werd gezien is het inmiddels in betekenis afgezwakt na een uitspraak van het Europees Hof. Een CE label zorgt er voor dat een  Ü-symbool niet meer nodig is. In plaats hiervan moet een product met een CE label inmiddels wel technische informatie bevatten die iets zegt over de mate waarin de gezondheid van de verwerker van een product (lees: de legger van een vloer) wordt beschermd of in gevaar komt. Producten zonder CE label mogen vreemd genoeg nog wel een Ü-symbool voeren. Denk bijvoorbeeld aan verschillende soorten lijmen voor vloerbedekking. Maar dit symbool zegt weer niet alles over de emissie van stoffen, ook niet tijdens de productie. Vanuit een overheid gezien is met name een Bouwbesluit leidend: producten mogen de gezondheid van een verwerker of gebruiker niet in gevaar brengen. Deze boodschap is in vrijwel alle landen min of meer hetzelfde op nationaal niveau.

De tweede categorie, labels die door fabrikanten zelf worden opgesteld, zijn er te kust en te keur en de vermelde data kunnen eigenlijk alleen door professionals worden bestudeerd en vergeleken. Consumenten hebben nauwelijks houvast. Dus in hoeverre een label van een fabrikant aangeeft dat een product emissiearm of -vrij is geproduceerd hangt af van een vergelijking met andere fabrikanten en de meeste consumenten gaan dit niet doen. Dat weten producenten ook, dus komen ze iedere keer weer met eigen labels in een nieuw jasje. De slager keurt zijn eigen vlees. Het is dus aan de professional om een fabrikantenlabel in perspectief te zien (in vergelijking met soortgelijke producten van andere fabrikanten) en dit uit te leggen aan de consument. Onafhankelijk testen is er meestal niet bij in deze gevallen, we moeten de fabrikant dus maar vertrouwen dat de gegevens over uitstoot en de impact op het milieu kloppen. Vaak is een product door de fabrikant maar kort getest en niet in vergelijking met andere producten. Gebeurt dit wel, dan komt het eigen product er altijd gunstig uit. Beter is het om te letten op keurmerken en certificaten die door onafhankelijke instellingen en laboratoria zijn toegekend. Soms wordt een eigen label gecombineerd met een dergelijk officieel erkende certificatie (bijvoorbeeld vanuit het oogpunt van marketing) maar dan is er in ieder geval aantoonbaar en geregistreerd vergelijkingsmateriaal voor een dergelijk fabrikantenlabel.

Het beste en meest duidelijke is dus een onafhankelijk certificaat dat door een onafhankelijke instelling na uitvoerig en aantoonbaar testen en meten is toegekend. Deze certificaten moeten regelmatig worden vernieuwd om aan te kunnen tonen dat deze nog steeds gelden voor een product en de productie ervan. Er zijn verschillen in de omvang en de reikwijdte van certificaten (gaat het om de gehele productieketen zoals bijvorbeeld bij FSC, PEFC en STIP voor hout, is er plaats voor niet gecertificeerde producten naast gecertificeerde producten). Gaat het om de uitstoot of om de productsamenstelling? Is er eenmalig of meerdere keren getest? Is er ook getest op geurirritatie? Een onafhankelijk certificaat vermeldt expliciet en uitputtend waarop, hoe en hoe lang er is getest en gemeten. Staat iets er niet in waar vragen over zijn dan moet de instelling die gecertificeerd heeft daar antwoord op kunnen geven of anders is de conclusie: niet op getest.

Er zijn certificaten voor de mate van milieubescherming met parameters (uiterste grenzen) voor uitstoot en invloed op de gezondheid van het product en het productie proces en er zijn certificaten die zich richten op de kwaliteit, de levensduur van een product. Het ene hoeft dus niets te maken te hebben met het andere.

Voorbeelden van labels die nog niet iedereen kent maar die wel garant staan voor gemeten waarden van schadelijke stoffen zijn Blaue Engel (de bekendste, inmiddels ook buiten Duitsland en internationaal bekend als Blue Angel), natureplus (voor milieuvriendelijke bouwproducten waarbij emissies in alle vormen streng worden gemeten, ook met tussentijdse audits in de productie. Producten bestaan voor tenminste 85 procent uit natuurlijke grondstoffen. Iedere drie jaar opnieuw aanvragen), EMICODE (bekend als de in kwaliteit oplopende EC2, EC1 en EC1plus labels, voor gezonde verlijming en egalisatie van vloeren, ook voor de inwendige verlijming van lagen in een vloerbedekking. Toegekend door het Duitse bureau GEV met inmiddels meer dan 7.500 geteste en gecertificeerde producten), GUT label (met name in Duitsland toegepast certificaat voor tapijt en andere textiele vloerbedekkingen, ieder erkend product heeft een uitgebreid en uniek GUT PRODIS productpaspoort van acht cijfers dat opvraagbaar is bij de stichting GUT die certificeert), en het eco label (van het eco Institut uit Keulen waarbij de inhoudsstoffen en de mate van uitstoot zeer precies worden omschreven, is twee jaar geldig met een jaarlijkse controle op de productiefaciliteit. De controle op de mate van emissie voor gebruikers is zo groot dat speciale toepassingsgebieden in Duitsland zoals zorginstellingen en kinderopvang gericht naar een eco label vragen).

In Nederland kennen we ook de labels Milieukeur (onder andere voor linoleum), PIT (product Informatie Tapijt dat de eigenschappen nauwkeurig beschrijft), STIP voor duurzaam gekweekt en gekapt hout en als nog strengere variant van de internationale labels PEFC en FSC. Cradle2Cradle is een internationaal certificaat voor recycling en hergebruik van producten. Ook in opkomst, naast Blaue Engel, is het Nordic Swan Label (milieukeurmerk voor Noorwegen, Zweden, Finland en IJsland). Voor ondervloeren is er bijvoorbeeld het 10dB keurmerk van TUV.